Ergens aan de rand van Merlichiril is opeens een klein figuurtje zichtbaar. Langzaam wordt het vage stipje groter en het blijkt een meisje te zijn. Ze is jong, blond en ze blijkt een heldere blik te bezitten.
Met deze blik kijkt ze om zich heen. Ze zoekt namelijk de grens.
Om haar lopen wat te verzachten begint het kleine meisje een liedje te neuriën.
Zonnetje, zonnetje, zonnetje
Kom nu maar op mijn balkonnetje
Zonnetje lief, zonnetje fijn
Wil je wel mijn vriendje zijn