Op jonge leeftijd was Cordan al gebeten door een weerwolf, maar door zijn jonge leeftijd vond hij dit een geschenk van god in plaats van een vloek, zoals sommige mensen zeggen. In het begin was hij een weerwolf zoals al de andere, hij veranderde alleen maar bij volle maan en werd terug mens als het licht werd, en ook herinnerde hij niets meer van de nacht.
Maar Cordan wou meegenieten van het geschenk en ging naar een weerwolf die al vanaf zijn geboorte weerwolf was. Hij kreeg van de man les in het beheersen van zijn gave. Zo kan hij de dag van vandaag in een weerwolf veranderen wanneer hij maar wilt, en hij weet wat hij doet, als hij wilt kan hij een harnas aandoen en met wapens vechten.
Toen hij eenmaal zijn gave beheerste werd het duidelijk voor hem wat voor machtige kracht hij had. Hij zou hier veel goede dingen mee kunnen doen, maar vooral ook slechte dingen, en hij koos voor de duistere kant. Jaren zwierf hij rond op zoek naar een stad die hij zou kunnen teisteren, tot op het moment dat hij hoord van het duistere rijk, Mórcalen.
Vanop die dag wou hij dolgraag de duistere heerseres daar dienen, niet als slaaf, maar als krijger.
Ook veranderd hij niet meer veel in een mens, hij is zo gehecht aan zijn weerwolven vorm dat hij het al vreemd vind om menselijk rond te lopen.