Na lange tijd in het bos van Fineral had Puc toch de neiging om verder te kijken en kwam in een duister bos uit. Dit voelde aan als een onheilsspellende plek, maar toch ook weer goed in een ander opzicht.
Hij merkte ook dat de takken waarover hij eigenlijk altijd liep veranderden. Hier waren ze donkerder, zwaarder, ze hadden een andere geur en een ander gevoel.
Het leek alsof de natuur zich ook had aangepast aan de sfeer.
Puc liep dus nog over de takken.
Op een moment kon hij niet meer over takken, en moest hij dus naar de grond.
Voor hij op de grond kwam tekende hij wel een wind en aarde rune op zijn benen, zodat als het nodig was hij of in de lucht kon vluchten of kon vluchten in de grond.
Nu volgde hij een beekje tot het gebied echt heel duister was geworden en hij bij een soort grens kwam.