Zelfverzekerd loopt Nero het trapje naar het podium op. Boven aangekomen blikt hij om zich heen naar de mensen die naar zijn aanmelding zijn komen kijken. Dit zijn de momenten waarop hij zich goed voelt, wanneer hij de volledige aandacht en eer krijgt die hem toekomt. Zijn lier zet hij even naast zich neer, want hij moet beginnen met zijn stemoefeningen. Al gorgelend, rochelend en hoestend brengt hij zijn stemspieren in de juiste staat om virtuoos te gaan zingen.
Na al die maanden die hij vluchtend heeft doorgebracht is hij eindelijk ergens terecht gekomen waar hij een nieuw bestaan op kan bouwen. Deze lieden hebben nooit gehoord van het keizerrijk waarover hij heeft geheerst of, belangrijker!, de volle theaters die hij trok wanneer hij zijn honingzoete stemgeluid liet horen. Men had van hem gehouden! Men had hem op handen gedragen! Men had hem verzocht door te spelen totdat hij zelf te moe was om door te gaan. Met de paar mensen die het lef hadden gehad kritiek te hebben op zijn zangkunsten was het uiteraard niet goed afgelopen... keizerschenners dat ze waren!
En dan de brand... de brand die de hoofdstad van het keizerrijk in de as had gelegd. Men durfde hém... Nero... de schuld te geven! Wat kon hij er aan doen dat het plebs zo goed brandde? Bovendien, de stad had er in geen jaren zo opgeruimd uitgezien naderhand. Bovendien had hij alle ruimte gehad voor de uitbreiding van zijn paleis; het had feitelijk alleen maar voordelen gehad. Maar niemand wilde dat inzien en iedereen gaf hem de schuld, hoeveel zondebokken hij ook aanwees.
Ze verdienden het niet geregeerd te worden door een kunstenaar als hij.
Afwezig plingelt hij wat op de lier; hij moet toegeven dat hij niet in goede vorm is, al is hij uiteraard nog altijd beter dan welke andere artiest dan ook. Onderaan het podium begint nu iemand te lachen. Het is Nero niet helemaal duidelijk waarom, maar de angst dat de man om hém lacht slaat al snel om in een zekerheid. Het bloed stijgt naar zijn gezicht en zijn handen beginnen te trillen. Hoe durft die persoon hém uit te lachen? Nero! Hij bezit de kwaliteiten van de god van de kunsten! Cultuurbarbaar!
Zonder na te denken, met een rode waas voor de ogen, springt hij van het podium af, bovenop de man. Met zijn lier beukt hij op het hoofd van de persoon in, totdat het lachen hem, net zoals zijn bewustzijn, hem is vergaan. Dan staat Nero trillend op, beklimt het trapje weer en begint met lijzige stem een serenade te brengen aan de pracht van het heldendom.